Veel kinderen van elf, twaalf jaar hebben nog nooit contact gehad met iemand met een beperking. Bij hen op school zitten vaak geen leerlingen die doof, blind of motorisch beperkt zijn en in het dagelijks leven zien ze hooguit af en toe een scootmobiel. Voorall vindt het belangrijk om deze kinderen toch wat bewuster te maken van hoe het is om te leven met een beperking, en ook van de manier waarop zij mensen met een beperking tegemoet zouden kunnen treden. Daarom worden regelmatig ‘clinics’ verzorgd op basisscholen. Ellen de Vries (51) is rolstoelgebruiker en gaat vaak mee.
‘Tijdens een clinic houden we eerst een korte presentatie over leven met een beperking’, vertelt Ellen. Dat gebeurt aan de hand van YouTube-filmpjes, bijvoorbeeld over de Paralympics (= de Olympische Spelen voor gehandicapten) of over een meisje dat in een gymzaal vol spannende ‘obstakels’ leert haar rolstoel nog beter te beheersen. Positieve filmpjes dus, waardoor de meeste kinderen al direct een andere kijk krijgen op mensen met een beperking: hé, die zijn helemaal niet zielig; moet je kijken wat ze allemaal kunnen! En dat is precies de kant die we op willen.’
Rolstoelrijden
‘We staan meestal met z’n vieren of vijven voor de klas: Kim Hameete van Voorall en drie of vier mensen met een beperking. In elk geval zitten daar één of twee rolstoelers bij, zoals ikzelf, want één van de workshops die we met de kinderen doen ná de presentatie, is rolstoelrijden. De kinderen gaan proberen met de rolstoel langs pionnen te slalommen en wheelies te maken (= jezelf opwippen op je achterwielen om bijvoorbeeld een stoeprandje op te kunnen).
Ondertussen wordt een ander groepje begeleid door een ‘collega-gehandicapte’ met een visuele beperking. Vaak is dat Marcel, die blind is. De kinderen leren van hem hoe ze – geblinddoekt uiteraard – met een blindenstok kunnen lopen en hoe ze dan obstakels vermijden. Als er ook iemand mee is met een auditieve beperking (= slechthorend of doof), volgen de kinderen een workshop waarin ze leren hoe je dan het beste kunt communiceren; met gebarentaal bijvoorbeeld. En er is altijd een groepje ‘Vraag maar raak’, waarin de kinderen álles wat ze willen weten over leven met een beperking, kunnen vragen aan een ervaringsdeskundige.’
Het ijs breken
‘Hoewel de juf of meester de klas natuurlijk altijd voorbereidt op onze komst, blijken veel kinderen het in het begin toch nog best spannend te vinden als er zomaar vier mensen met een beperking hun lokaal inkomen. Maar dat duurt meestal niet lang; ze komen er al snel achter dat wij ook eigenlijk ‘net mensen’ zijn. En in de workshops breekt het ijs sowieso. De kinderen vinden het heel leuk om eens te ervaren hoe het is om doof, blind of rolstoelgebonden te zijn. En vooral ook leerzaam. Dat horen we eigenlijk altijd terug na afloop. Al hun spanning is dan wel weg. Wij hopen natuurlijk dat dat niet alleen naar ons toe is, maar naar alle mensen met een beperking die ze in hun leven nog gaan tegenkomen. Bovendien hebben ze begrepen hoe belangrijk het eigenlijk is dat ‘de maatschappij’ wat meer rekening houdt met mensen met een beperking. Dus geen fietsen midden op de stoep zetten, en al zeker niet op de blindegeleidelijnen, en wel even nadenken als ze ooit een winkel of restaurantje openen: is de drempel niet te hoog om binnen te komen? En is er een toegankelijk toilet? Want je zal maar een dagje de stad in willen en nergens naar de wc kunnen!’
Grote winst
‘Ik denk dat de scholen die meedoen aan dit voorlichtingsproject hun leerlingen niet alleen een leerzame, maar vooral ook een heel leuke ervaring bezorgen, die ze hun leven lang zal bijblijven. En al leidt het maar tot een samenleving die weer een kléín beetje inclusiever is, waarin mensen met een beperking weer een kléín beetje vanzelfsprekender kunnen meedoen zoals alle andere mensen, dan is dat grote winst!’
Kijk voor meer informatie over het scholenproject op: Hoegajijmetmijom.nl